Nachtelijke escapade

Het is 3:30 en ik lig wakker. Nou is dat tegenwoordig niet zo uniek. Het eerste anderhalf jaar van zijn leven werd mijn zoon, nu dreumes, steevast ’s nachts wakker. Nu hij de nacht redelijk doorslaapt (hoera!), heb ik weer een kindje in de buik dat me wakker houdt, met schopjes en gedachten aan ons leven met z’n vieren.
Makkelijk natuurlijk, de schuld aan mijn kinderen geven. Laat ik eerlijk zijn. Ik ben wakker want mijn hoofd bleef maar malen en ik had zin in eten. Eigenlijk in aardbeienbavarois, gezouten karamel en dat soort zoete bende. Nu zit ik aan de volkoren boterhammen met hagelslag. Je moet wat. Dit soort nachtelijke vreetbuien, inclusief altijd-diepzinnige-gedachten heb ik al sinds ik zelf kind ben, dus mijn kinderen zijn een zwak excuus. Mijn moeder was ook een nachtelijke piekeraar die ’s nachts rond drie uur vaak een boterham smeerde. Tijdens deze nachtelijke escapades kwamen we elkaar een paar keer per week tegen aan de keukentafel, waar we onze bizarre dromen deelden en na een boterham of twee – de boterhammen van mijn moeder vergezeld met Bijbelpassages – weer terugkeerden naar onze eigen droomwereld.
Utrecht
Vannacht droomde ik over culturele antropologie en toen ik wakker werd, konden mijn gedachten maar niet stoppen. Ik dacht aan alles wat ik had geschreven en alles wat ik had gedaan. Het leek zo veel en toch zo vluchtig. Mijn jaren in Utrecht, waar ik diepongelukkig was – een jongen die me vertelde dat hij zichzelf dood zou rijden toen ik het uitmaakte (hij leeft nog, maar dat wist ik toen niet), een studie die niet lukte omdat ik de universiteit niet begreep, loskomen van een conservatieve opvoeding, financiële misère en een lekkend dak – maar waar ik ook veel moois ontdekte: de wereld van dumpster diving waarbij ik rozen en sinaasappels uit de vuilnisbakken van de supermarkt viste, mijn woorden op papier die werden opgemerkt door mensen die er heil in zagen, couchsurfing, onderzoek uitvoeren voor de overheid, en niet te vergeten de vele dates met verschillende mannen. Ik hield mezelf voor dat ik vrede stichtte door met mannen van allerlei achtergronden en culturen te daten. Als ik ze samen kon brengen door hun interesse in mij, dan zouden ze vast ook samen om tafel kunnen zitten en hun politiek-maatschappelijke geschillen bijleggen.
Amsterdam
In Amsterdam werd mijn leven alleen nog maar spannender. Eindelijk snapte ik de universiteit – of de universiteit snapte mij – en ik stortte mezelf volledig op de studie culturele antropologie. Ik onderzocht mijn christelijke achtergrond, maar ook sprak ik voor mijn studie met dak- en thuislozen en mensen die tuinhekjes repareerden in ruil voor seks. Geen plek of gesprek was gek genoeg voor me. Ik woonde bij een hospita en later antikraak, beide woningen op steenworp afstand van de plek waar ooit de Bijlmerramp plaatsvond. En overal kwam ik mensen tegen; van een huilende dakloze vrouw in de bosjes die ik achterop mijn rammelfiets naar de vrouwenopvang bracht, tot vluchtelingen in de Vluchtgarage, waar ik bevriend raakte met een aantal mensen uit Soedan waarmee ik poëzie las en leerde hoe je een roerei kunt verheffen tot een culinair hoogstandje. Ik sprak met lokale politici over de sociale woningbouw, waar ik vervolgens voor een Mokums magazine over schreef. En mijn hospita, met wie ik nog bevriend ben, zal vooral vertellen dat mijn datingleven nogal turbulent was.
Zetten
Het spannendste dat momenteel in ons dorp gebeurt, is dat er soms iemand ontsnapt uit de lokale jeugdinrichting. Mijn man krijgt van die Burgernetmeldingen op zijn smartphone. ‘Jonge vrouw op blote voeten, bevindt zich in buurt van Dorpsstraat. Niet aanspreken of zelf benaderen’. En ik, die ’s nachts door Amsterdam fietste en voor de duvel niet bang was, die naar afgelegen plekken reisde om schimmige figuren te spreken over hun perverse interesses, die in vuilnisbakken dook op zoek naar rozen – ik heb mijn man gevraagd om die meldingen niet meer voor te lezen. Het maakt me bang.
Zou het de dorpsgeest zijn, die bezit van mij heeft genomen? Als hier een vluchtelingenopvang komt, dan voel ik de weerstand in de woorden van de mensen om me heen: ‘Ze kunnen beter huisvesting regelen voor Nederlanders.’ Alsof het een het ander uitsluit, denk ik dan. Maar ik houd mijn mond. Als de politie iemand inrekent, dan hoor ik: ‘het zal wel die donkere gast met dat petje zijn geweest, die vond ik er al verdacht uitzien.’ (‘Het was een blanke vrouw met roze haar, beste mededorpeling.’ En wat doet het er eigenlijk toe? Al was het mijn eigen evenbeeld, dan zou ik hooguit een keer knipperen met mijn ogen omdat ik een dubbelganger zie. Maar zelfs dat laatste spreek ik niet uit.)
Zouden de mensen in Zetten echt minder ruimdenkend zijn, vroegen mijn man en ik ons onlangs tijdens een nogal verhitte discussie af. Hij groeide op in een dorp dat qua samenstelling en overtuigingen niet zoveel verschilt van ons huidige dorp. We hadden een discussie over waar onze kinderen opgroeien. ‘Jij wilt direct verhuizen naar de grote stad!’ sprak mijn man zijn angst uit. Dat was niet waar. Toen ik onlangs in Amsterdam was met onze zoon, duizelde mijn hoofd van alle indrukken. Ook voor ons zoontje was het simpelweg teveel van het goede. Hij heeft er het woord ‘bus’ geleerd, maar voor dat educatieve intermezzo hadden we net zo goed de bus naar Bemmel kunnen nemen.
Mijn leven in de Randstad lijkt zo ver weg. Veel van wat ik heb meegemaakt wil ik achter me laten. Toen was het misschien goed of nuttig om veel te daten, nu ben ik zielsgelukkig met mijn man en kinderen en mogen al die dates nog lang en gelukkig leven en al hun geschillen bijleggen. Ik hoef er niet bij te zijn.
4996 inwoners – en muizen
Maar als ik wakker lig in het donkere Zetten, tussen die andere 4996 inwoners van dit dorp, en muizen tussen het plafond hoor trippelen (die muizen hadden ook in Amsterdam mogen blijven), dan vraag ik me toch af: hoe zou die aardbeienbavarois smaken? En nog meer: hoe integreer ik de goede dingen uit mijn vorige leven in mijn huidige gezinsgeluk? Ergens zou ik mijn hart vasthouden als onze kinderen later op schimmige plekken afspreken met mensen die er nogal vreemde hobby’s op nahouden. Als ze net als ik in hun eentje naar Spanje zouden liften. Of als ze de ene date na de andere hebben en daarbij ook mensen tegenkomen die zichzelf na een breakup van kant willen maken. Toch hoop ik dat onze kinderen in dit dorp iets meer cultuur en liefde voor het volledige spectrum van de mensheid meekrijgen dan ‘wat verdacht, er loopt een donkere gast met een petje’. Want onze wereld, onze ‘waarheden’ en normen en waarden zijn zoveel groter dan dit huishouden, dit dorp, dit land, dit werelddeel.
En dan bedenk ik dat er wereldwijd vast meerdere ouders wakker liggen met dezelfde gedachten en gevoelens rondom hun kinderen. En dat stelt me gerust. Zo lang er mensen zijn die andere mensen als mensen zien, dan hoeven onze kinderen geen serial dating-praktijken meer toe te passen om vrede te stichten op aarde.